LOK-actueel JUNI  2007

Beamergebruik in de kerk
Een kwestie van smaak?

Nienke van Andel

Het onderstaande artikel is overgenomen uit het kwartaalblad Eredienstvaardig, jaargang 23 nr 1 van februari 2007. In het artikel wordt niet zozeer gesproken over de invulling van het beamergebruik maar wel over de criteria waaraan het gebruik moet voldoen. Naar de mening van de redactie een discussie die eerst gevoerd zal moeten worden voordat men besluit een beamer in de kerkdienst te gebruiken. Verder zal men er aan moeten denken hoe ook de luisteraar thuis geïnformeerd kan worden over wat er met de beamer vertoond wordt.

Terwijl in steeds meer kerkdiensten een (vaste) rol in wordt geruimd voor de beamer, lijkt de theologische reflectie daarop zo goed als te ontbreken. In dit artikel wordt vanuit de liturgiek een aantal aanzetten gegeven om te komen tot ‘liturgisch verantwoord beamergebruik. Dat gebeurt door een drietal criteria te formuleren met behulp waarvan goed beamergebruik onderscheiden kan worden van minder geslaagd beamergebruik.

De beamer is ‘hot’: in steeds meer kerkdiensten wordt dit apparaat gebruikt. De tijd dat de beamer alleen te vinden was in evangelische kerken of in jeugddiensten, is voorbij. Toch wil dit niet zeggen dat er geen discussie meer gevoerd wordt over de mogelijkheden en onmogelijkheden van het beamergebruik in de eredienst. Volgens de een is het een zegen, volgens de ander een verkwanseling  van het ‘anders-zijn’ van de kerk. Waar de een het belangrijk vindt dat de kerk met haar tijd meegaat, ziet de ander met afschuw hoe aan hoe zo’n modern apparaat in traditionele liturgie verzeild raakt. En als deze principiële discussie dan beslecht is in het voordeel van de beamer, is altijd nog de vraag wat voor materiaal aan te schaffen en hoe dit te gebruiken. Vragen genoeg dus.

Soms kan de gedachte opkomen dat dit ‘slechts’ een discussie over smaak is. En over smaak valt niet te twisten, zegt men. Toch is er wel een aantal criteria te formuleren aan de hand waarvan beamergebruik geëvalueerd kan worden. Die criteria kunnen de discussie uit de sfeer halen van “wat jij mooi vindt, hoef ik nog niet mooi te vinden” en zij vragen tevens aandacht voor het eigene dat de kerkdienst heelt ten opzichte van allerlei andere situaties waarin de beamer wordt gebruikt. Hieronder zullen drie criteria uiteengezet en aan de hand van voorbeelden geïllustreerd worden.
Eerst echter nog één opmerking: de beamer is hij uitstek een multimedia-apparaat. In dit artikel zal dan ook het gebruik van multimedia — tekst, beeld en geluid in verschillende combinaties, waardoor verschillende zintuigen tegelijker tijd aangesproken worden - centraal staan. Het gebruiken van de beamer om alleen (lied)teksten te laten zien, is niet multimediaal en ook niet specifiek voor de beamer (het zou bij wijze van spreken ook met een overheadprojector kunnen). Dit zal daarom niet behandeld worden. Dat neemt niet weg dat het interessant zou zijn om daar dieper op in te gaan en de voor- en nadelen eens op een rijtje te zetten, maar in dit artikel concentreren we ons op wat nu zo eigen is aan de beamer: multimedia.

Eerste criterium: passend in de liturgie

Als de liturgiek ons één ding duidelijk maakt, dan is dat wel dat ‘liturgisch’ verantwoord beamergebruik’ betekent dat de beamer ondergeschikt is aan de liturgie. Het is dus de liturgie die de toon aangeeft en het beamergebruik heeft zich daarnaar te voegen. Dit criterium kan nader uitgewerkt worden door eens te kijken wat ‘de liturgie’ nu eigenlijk is. Duidelijk is, dat een kerkdienst geen college is, evenmin een product presentatie en ook zeker geen vergadering van aandeelhouders. Wat is de liturgie (hier gebruikt als een aanduiding voor het geheel van de eredienst) dan wel?

De liturgie is, in een woord dat in de liturgiek gebruikt wordt, een taalhandeling. De taal (in woorden, gebaren, symbolen) die in de kerkdienst gebruikt wordt, is dus van groot belang. Zowel de verhouding met God als de verhouding tussen de gemeenteleden onderling, wordt door de gebruikte taal namelijk niet bevestigd, maar gevestigd. In Dienst boek – een proeve wordt het als volgt geformuleerd:
“(De) gedeelde geloofswereld wordt gevoed en gebouwd door taal waarin God en mensen met elkaar verkeren1. Met andere woorden: de taal wordt geacht een scheppende rol te hebben, vandaar de term taalhandeling. Taal is dan als het ware de sleutel tot een heel andere wereld. Als de gemeente Gods lof zingt, of wanneer de voorganger namens de gemeente de nood voor Gods aangezicht brengt, wordt daardoor de verzameling mensen een groep. En niet zomaar een groep, maar een christelijke gemeente, verbonden met en vertrouwende op God.

Dat de taal zo belangrijk is, heeft als gevolg dat het van belang is dat iedereen betrokken raakt bij deze taal. Pas wanneer je erbij betrokken raakt, gaat namelijk ook de wereld aan nieuwe betekenissen voor je open. Wanneer we zingen ‘Licht, dat ons aanstoot in de morgen’, doet dit iets met ons: zo’n zin roept nieuwe associaties op en brengt ons beelden, bijvoorbeeld van licht dat ons met overdonderende kracht wakker maakt. Dat kan ons dan  weer een nieuwe manier bieden om te denken over Christus als het Licht. Bijvoorbeeld dat het Licht niet zomaar een schemerlampje is, maar iets krachtigs, waardoor wij uit onze slaap gehaald kunnen worden. Op deze manier schept de taal voor ons een werkelijkheid. Wie echter alleen maar denkt: “stom lied, wanneer is het afgelopen”, is niet betrokken bij de taal en zal dus ook niet de achterliggende wereld ontdekken.

Ook met de beamer kan die diepere laag, waardoor de liturgie zich onderscheidt van allerlei andere vormen van bijeenkomsten, aangesproken worden. Een beamerpresentatie kan zodanig opgezet worden, dat de gemeente geprikkeld, uitgedaagd, geactiveerd wordt. Het tegenovergestelde hiervan is beamergebruik waarbij de gemeente eens rustig achterover kan gaan zitten en zich, net als in een bioscoop, kan laten vermaken.

Een pluspunt van de beamer is, dat het een medium is dat tegelijkertijd verschillende zintuigen aan kan spreken, doordat het, zoals hierboven al geschreven, een multirne dia-apparaat is. Tekst (gesproken of geschreven), beeld materiaal (stilstaand of bewegend) en geluid kunnen naar hartelust gecombineerd worden. In deze combinatie moet ook de kracht gezocht worden. Het is makkelijk om iets te zeggen, die tekst tegelijk te laten zien en ook nog even een plaatje ter illustratie te tonen. Dan wordt echter drie keer dezelfde boodschap gecommuniceerd en het vereist weinig fantasie om te bedenken dat mensen dan niet uitgedaagd of betrokken worden. Beter, en veel meer in lijn met wat er in de liturgie gebeurt, is het om de informatie die de verschillende zintuigen bereikt, op een onverwachte manier op elkaar aan te laten sluiten. Wanneer dat gebeurt, moeten mensen zelf aan de slag met de brokken informatie die ze aangereikt krijgen. Dan ontstaat wat je noemt de participatie van de gemeente.

Een mooi voorbeeld uit een dienst in de stille week: er was een lege strop, bungelend aan een boom, met tegen de achtergrond het ochtendgloren, te zien. Daarbij kwam een tekst in beeld: “en de haan kraaide, een... twee.... drie maal.” De tekst vertelt dus niet wat we zien, maar geeft een hint voor een te leggen link. Deze link moeten de kerkgangers echter zelf leggen!

Een ander voorbeeld waarin de gemeente uitgenodigd wordt om zelf betrokken te raken, is afkomstig uit een preek. Terwijl de predikant sprak over de ervaring van eenzaamheid, van door iedereen verlaten zijn, werd op het scherm een dieprode woestijn getoond, een beeld waar de droogte en dorheid vanaf spatte. Hij noemde dus het woord ‘woestijn’ niet en evenmin werd het woord ‘eenzaamheid’ geprojecteerd, maar door beide naast elkaar te laten staan, kon de gemeente participeren, betrokken raken en - dat ook! - aangesproken raken.

Voor wie dit ziet als misleiding en denkt dat het niet in lijn is met de Bijbelse boodschap om mensen op het verkeerde been te zetten, een derde voorbeeld: in een tochtige oude stal, het minste van het minste, schenkt een vrouw het leven aan een kind. Zij krijgt daar kraamvisite van hoog- geleerde heren die haar kind de hemel in prijzen. Dat is merkwaardig... wat is daar aan de hand? Wie dit verhaal hoort of leest, kan dit niet zomaar naast zich neerleggen, maar wordt uitgedaagd, aan de slag gezet om dit ongerijmde met elkaar te rijmen. Dit bij elkaar brengen van wat eigenlijk niet bij elkaar lijkt te horen, is een onderdeel van wat we in de christelijke traditie ‘geloof’ zijn gaan noemen.

Geloof en de hierboven beschreven vorm van betrokkenheid kunnen niet zonder elkaar.

Al met al kunnen we dit eerste criterium als volgt formuleren: het is belangrijk dat de verschillende media die tezamen de multimedia-ervaring vormen, ieder iets anders te zeggen hebben en zo leven brengen in de liturgie. Iedere verdubbeling van informatie is af te raden, terwijl elke vorm van activering door ‘missing links’ aan te raden valt.

Tweede criterium: uitvoering

Het eerste criterium ging over de inhoud: hoe kunnen de verschillende informatiebronnen die de beamer kent, zich het beste tot elkaar verhouden? Het tweede criterium gaat over de vorm. Juist binnen kerken wordt vaak nogal huiverig gedaan wanneer over de vorm wordt gesproken. Het gaat toch om de inhoud, dus wat doet de uitvoering er nu toe? Wel, de uitvoering doet er wel degelijk toe.

Het gaat wellicht nog een stap te ver om te stellen dat de uitvoering alles bepaalt, maar de vorm bepaalt voor een groot deel wat mensen als de inhoud ervaren. Voor wie hiervan niet overtuigd is: stelt u zich het nieuws van een gruwelijke massamoord voor. Het maakt nogal uit of u het verslag hiervan verneemt via de radio, de krant of de televisie!

Voor de praktijk van het beamergebruik betekent dit concreet dat, ten eerste, de techniek gewoon moet werken. Niets vervelender dan een apparaat dat niet werkt, of waar van niemand eigenlijk goed weet hoe het bediend moet worden. Hilariteit alom natuurlijk, maar de boodschap die overgebracht zou moeten worden, valt bij dergelijk geklungel in het niet,

Ten tweede moet de techniek ook afgestemd zijn op de ruimte. Daarbij gaat het om vragen als: kan iedereen vanaf elke plaats het scherm zien, of moeten er eigenlijk twee schermen komen als we besluiten om alle zitplaatsen in de kerk beschikbaar te houden? Is het scherm groot genoeg om ook vanaf de achterste banken betrokken te kunnen raken? Heeft de beamer genoeg lumen voor de ruimte waar hij in gebruikt wordt en moeten dan de lamellen voor de ramen wel of niet dicht, stel dat de zon fel doorkomt? Als we er een geluidsinstallatie bij gebruiken, is deze dan goed afgesteld? Of valt iedereen van schrik om als de eerste klanken klinken? Al deze vragen zullen per ruimte een ander antwoord krijgen, maar het is van groot belang om deze en dergelijke vragen te stellen en te beantwoorden alvorens met een beamer aan de slag te gaan. Eigenlijk: alvorens alle apparatuur aan te schaffen.

Ten derde moet ook dat wat te zien en te horen valt, goed uitgevoerd zijn. Dus: geen spelfouten in getypte teksten, genoeg contrast tussen de kleuren van tekst en achtergrond (denk hierbij ook aan kleurenblinden), een prettig leesbaar lettertype op een aanvaardbare grootte; dat zijn allemaal zaken die van invloed zijn op de waarneming en daarmee ook op de boodschap die waargenomen wordt.

Dit criterium waarmee goed van minder goed beamerrgebruik onderscheiden kan worden en dat in de discussies af en toe node gemist wordt, kan als volgt omschreven worden: het is belangrijk dat de praktische uitvoering van zo hoog mogelijke kwaliteit is.

Derde criterium: passend binnen de specifieke context

Bij het eerste criterium zijn we uitgegaan van de dienst als geheel. Dat is terecht, maar het is niet de enige manier waarop in de liturgiek over de eredienst wordt gesproken. Het is hiernaast belangrijk om, naast de overkoepelende eenheid, ook oog te hebben voor de diverse onderdelen waar de dienst uit bestaat. Deze kennen namelijk ieder hun eigen eisen. Zo is een preek een andersoortig moment in de dienst dan de collecte, en is het gebed om de geest niet hetzelfde als de zegen aan het eind van de dienst. Ook deze diversiteit moet recht worden gedaan in het beamer gebruik, zonder daarbij zoveel nadruk te leggen op de verscheidenheid dat de eenheid van de liturgie in het gedrang raakt.

Dit betekent, ten eerste, dat per onderdeel van de dienst afgewogen moet worden of daar een rol is voor de beamer en, zo ja, welke. Het antwoord hierop zal in elke gemeente anders zijn, omdat juist hij deze vraag ook lokale omstandigheden een rol spelen. Voor de een ‘kan’ de beamer bij voorbeeld absoluut niet tijdens de preek, terwijl een ander daar geen moeite mee heelt. Bij het maken van deze afweging moet wel telkens in het achterhoofd gehouden worden dat het gaat om één dienst met ver schillende rubrieken. Wanneer de beamer bijvoorbeeld alleen tijdens de collecte gebruikt word!, kan wel het idee ontstaan dat deze dus niet bij de dienst hoort. De beamer kan daarentegen juist veel beter gebruikt worden om de indeling van de dienst in verschillende rubrieken te markeren, zonder daarbij de ervaring van eenheid te verstoren. Een manier waarop dit kan is door bij het selecteren van de afbeeldingen voor een dienst, binnen één genre, of binnen het werk van één kunstenaar te zoeken. Hetzelfde geldt voor het lettertype, de achtergrondkleur en de special effects (in PowerPoint-termen: de animaties) die gebruikt worden.

Het derde criterium kan dus als volgt worden geformuleerd: het is belangrijk dat het beamergebruik aandacht heeft voor zowel het specifieke moment in de dienst, als voor het overkoepelende kader waarbinnen dit specifieke moment staat.

Conclusie

We hebben nu een drietal criteria geformuleerd. Deze zijn niet uitputtend: er zal zeker meer te zeggen zijn over beamergebruik in de liturgie - en laten we dat ook doen! Hopelijk geven deze criteria het debat over de beamer in de liturgie wel een impuls in de richting van doordachte, verantwoorde en professionele toepassing van multimedia.

C.S. van Andel, woonachtig te Houten, is student aan de kerkelijke opleiding vanwege de PKN te Utrecht. Dit artikel is gebaseerd op haar doctoraalscriptie, ‘Beamer: be-amer?’, geschreven binnen het afstudeerpad theologische praxeologie aan de subfaculteit godgeleerdheid van de Universiteit Utrecht.

Noten van de redactie:

• De cd-rom van Boekencentrum met liederen voor beamerprojectie komt eind februari beschikbaar

• In een vervolgartikel zal worden ingegaan op de praktische aspecten van beamergebruik in de kerk.

Noten

1 Dienstboek, een proeve. Schrift, Maaltijd, Gebed (2001) Zoetermeer: Boekencentrum, p. 930