Over spraakverstaanbaarheid – door Arie Reij

Spraakverstaanbaarheid is een belangrijk aspect van de kwaliteit van een geluidsinstallatie in openbare gebouwen, zalen en kerken. In al die situaties is het belangrijk dat het gesproken woord “luid en duidelijk” overkomt bij de luisteraars. Tijdens de jaarvergadering is aan de aanwezigen uiteengezet, welke factoren van invloed zijn op spraakverstaanbaarheid en is ze met een aantal praktijkopstellingen gedemonstreerd, hoe dat klinkt. Die demonstraties zijn natuurlijk nu niet mogelijk, maar u zult zeker een aantal situaties herkennen uit uw eigen praktijk. Dat biedt u de mogelijkheid de theorie meteen toe te passen en dan niet alleen het effect toch aan den lijve te ervaren, maar ook verbetering aan te brengen in uw eigen situatie. We doen even een gedachte-experiment: In de grote kerk, waaraan het kerkkoor verbonden is, laat de dirigent de opname horen van het laatste concert.
b&wEen majestueus oratorium van Händel, uitgevoerd door een groot koor met een dito orkest. De dirigent heeft voor de gelegenheid zijn stereo meegenomen en twee lijvige 3-weg boxen links en rechts voorin de kerk geplaatst. De koorleden zitten er een meter of 10 vandaan in de kerk. Het klinkt schitterend; prachtige akoestiek, haast nog mooier dan het was! Ook het orkest klinkt levensecht; de pauken donderen en de bassen voel je in je buik. Prachtig! Maar wat nu als, de dirigent die zelfde mooie installatie zou gebruiken om ook wat tegen zijn koor te zeggen? Waarschijnlijk zouden ze er geen woord van verstaan. Een boemende en dreunende stem zou u horen met een galm, die doet denken aan de dienstmededelingen op een ouderwets treinstation. Daar kon je immers ook nooit wat van verstaan!

We doen nog een tweede gedachte-experiment: er zijn ook een aantal koorleden verhinderd, maar daar heeft de dirigent iets op gevonden: hij heeft zijn telefoon vlak bij de luidspreker gelegd, midden voor de kast, en de afwezige leden kunnen via hun eigen telefoon meeluisteren. Helaas: het schept ze weinig vreugde. Het klinkt als de spreekwoordelijke telefoon en het orkest lijkt wel in een klein kamertje gepropt. Dit klinkt echt naar niets. Zijn toespraak verstaan ze echter woordelijk, in tegenstelling tot de mensen in de kerk! Ziedaar de essenties van spraakverstaanbaarheid in een notendop. Laten we eens wat verder ingaan, op de oorzaken van die zo verschillende belevingen van muziek en spraak. Wat maakt dat spraak goed verstaanbaar is, of juist niet? En is goed verstaanbaar het zelfde als mooi en natuurgetrouw?Voordat ik daarop inga, eerst even een klein stukje theorie.

Spraakverstaanbaarheid wordt bepaald door:

  1. Frequentie overdracht. Dat is de mate waarin hoge en lage tonen worden weergegeven en de vervorming die daarbij optreedt
  2. Nagalm en reflecties. Hier gaat het enerzijds om de sterkte verhouding tussen het geluid dat de luisteraar direct bereikt en indirect (dus via weerkaatsing). Anderzijds gaat het om de looptijdverschillen tussen het directe en het indirecte geluid. Oftewel, de mate waarin het gereflecteerde geluid later bij de luisteraar aankomt.
  3. Geluidsniveau, ofwel de geluidsdruk, ten opzichte van andere aanwezige geluiden. Hier gaat het dus om de vraag hoeveel de spraak harder is dan eventueel aanwezige stoorgeluiden.

 

Als we gewapend met deze kennis naar ons gedachte-experiment kijken, wat leren we daar dan van? Het menselijk gehoor kan frequenties waarnemen tussen de 20 en 20 000 Hz, althans totdat je een jaar of 25 bent. Dat is een omvang van 10 octaven (elk octaaf is een verdubbeling van de frequentie). Bij het klimmen van de jaren nemen we de hoge frequenties minder goed waar en slijt er op den duur aan de bovenkant 1 octaaf vanaf. gehoorDan ligt de bovengrens dus bij 10 000 Hz. Om muziek mooi weer te geven, hebben we bijna al die frequenties nodig: de bassen en pauken gaan tot 40Hz of lager en de violen en het slagwerk produceren boventonen tot 10.000Hz en meer. Daarom zijn echte hi-fi luidsprekers in staat al die frequenties weer te geven en nog mooi gelijkmatig ook. Dat is op zich een hele prestatie, die dan ook zijn weerslag heeft in de prijs. Bij spraak daarentegen is maar een beperkt frequentiegebied van belang. Op z’n hoogst 400 – 8000Hz en minder is ook nog goed. De ouderwetse telefoon bijvoorbeeld beperkte zich tot zo’n 800 – 3000Hz.Dat wil zeggen dat er maar 2 en hooguit 4 van de 10 octaven nodig zijn om spraak verstaanbaar weer te geven. Dat wil overigens niet zeggen, dat het dan ook prettig klinkt! Iedereen die wel eens de oproep door een warenhuis heeft horen klinken, dat de kleinzoon zijn zoekgeraakte oma bij de klantenservice kan ophalen, weet wat ik bedoel. Het klinkt afschuwelijk (de boodschap trouwens ook), maar het was wel heel goed te verstaan, ondanks de kakofonie van andere geluiden.

In de praktijk van het kerkgeluid betekent dit, dat breedbandweergevers ons meer narigheid dan plezier bezorgen. In het ideale geval zou dat niet zo moeten zijn, want wat niet in de menselijke stem zit kan ook niet weergegeven worden. Maar de praktijk is niet ideaal en luidsprekers hebben zelden een vlakke frequentieweergave en zeker niet de doorsnee luidsprekerzuilen die voor omroepdoeleinden worden gebruikt. Dat betekent dat het laag kan “boemen” (lees: resoneren), verkleuren en vervormen en dat het extra hoog aanleiding kan geven tot allerlei rondzing- en genereerperikelen.
Hetzelfde geld mutatis mutandis overigens voor microfoons, die uiteindelijk gewoon omgekeerde luidsprekertjes zijn, maar daarover later meer. Het bovenstaande betekent dat voor spraakverstaanbaarheid de frequentieweergave moet worden geoptimaliseerd voor het gebied tussen pakweg 400 en 7000Hz. Dus: laag eruit, middengebied wat ophalen en tophoog er ook uit. LET WEL: dit geldt voor de verstaanbaarheid; dat betekent niet automatisch dat het ook “lekker” klinkt. Die sonore bas van ome Joop is waarschijnlijk verdwenen en de mooie sopraan van tante Hermien klinkt wat blikkerig …. , maar ze zijn wel goed te verstaan en daar ging het nu even over! De mogelijkheden om die optimalisatie in de gehele keten uit te voeren zijn tegenwoordig legio (ook de ruimte speelt nog een belangrijke rol), maar dat is voer voor een andere voordracht.

Ik wil nu verder stilstaan bij het tweede aspect, dat de verstaanbaarheid beïnvloedt en dat zijn looptijdverschillen. Looptijdverschillen ervaren we als nagalm, of als het extreem wordt, echo. Beide geven ons een indruk van ruimtelijkheid. Het vertroebelt echter onze waarneming van met name de vocalen, zeg maar de klinkers. Ons brein weet als het ware niet meer waar het naar luisteren moet en de spraak vervloeit tot een onherkenbare brei. Grappig genoeg is dat bij (de meeste) muziek juist weer aangenaam, omdat dan de afzonderlijke klanken in elkaar vloeien tot harmonieën. En dat vinden we dan weer mooi. Dat is dus de tweede keer, dat we er tegenaan lopen dat spraak en muziek in akoestisch opzicht elkaars vijanden zijn. Wat goed is voor muziek is slecht voor spraak en omgekeerd. Nu is de nagalmtijd van een ruimte een fysisch gegeven waar zonder bouwkundige ingrepen niet veel aan te veranderen is. Daarom zijn grote, ruimtelijk kerken zonder hulpmiddelen ook niet te bespreken, al schreeuw je nog zo hard. Maar wat je wel kunt doen, is zorgen dat je zo weinig mogelijk reflecties creëert. kerkEn wat je zeker niet moet doen, is (onbewust) nagalm te maken, doordat het zelfde geluid de luisteraar op verschillende tijdstippen bereikt. Heel dominant hierop van invloed is de keuze en de plaatsing van de luidsprekers. Laten we met het laatste te beginnen: de luidsprekerplaatsing. Wat gebeurt er, als er een rijtje luidsprekers op enige afstand van elkaar op de zijmuren is bevestigd, die allemaal het zelfde signaal toegevoerd krijgen? Elke 10 m afstand betekent een looptijdverschil van ca. 30 mili-seconden en dat is heel goed waarneembaar! Halverwege een kerk van een beetje omvang hoort u dan dus twee echo’s met ieder 30 mS tijdverschil. U heeft dan op die plaats kunstmatige galm gecreëerd en het resultaat is een onverstaanbare woordenbrij. Deze luidsprekerplaatsing is een nog veel voorkomende “oplossing” in kerken, om het geluid op voldoende niveau te brengen, maar het middel is vaak erger dan de kwaal. Gelukkig is daar wel wat aan te doen (verschillende dingen zelfs), maar voordat ik daar op inga, wil ik eerst even stilstaan bij de keuze van de soort luidsprekers. Daarvoor moet ik eerst iets vertellen over een andere bron van galm en dat zijn reflecties. Geluid is als licht, het verspreidt zich in alle richtingen en bereikt de luisteraar gedeeltelijk rechtstreeks in een rechte lijn. Een groot deel van het geluid zal echter op andere plaatsen terecht komen, waar het ofwel wordt gedempt, ofwel wordt weerkaatst, ook weer net als licht. Dat weerkaatste geluid heeft kan ook de luisteraar weer bereiken, maar dat heeft dan wel een langere weg afgelegd en komt dus later aan dan het directe geluid. Dat is dus de natuurlijke galm in een ruimte. En hoe harder en spiegelender de wanden en plafonds zijn, des te meer galm blijft er over. Die mooie hi-fi luidsprekers, waar ik het in het begin over had, zijn net als gloeilampen in een losse fitting: ze stralen het geluid naar alle kanten uit. Sterker nog, bouwers van dit soort luidsprekers doen hun uiterste best om zo’n rondomstralende geluidsbron te maken. Daarmee is in de huiskamer namelijk het ideaal van een zo levensecht mogelijke weergave het beste te bereiken. Maar een kerk is geen huiskamer en daarom voldoet ook om deze reden dat soort luidsprekers daar niet. Wat we zoeken zijn luidsprekers, die hun geluid heel gericht in de richting van de luisteraars afstralen. Als dat lukt, dan bereik je daarmee namelijk een aantal belangrijke voordelen. Ten eerste wordt het geluid, dat op de luisteraars valt grotendeels gedempt en reflecteert niet meer.

Ten tweede, bereikt het geluid in veel mindere mate wanden en plafonds, waardoor wederom de reflecties en dus de galm, afnemen. En ten slotte: als het geluid erg gericht is, wordt het a.h.w. minder verdunt, als het verder verspreidt. Vergelijk het maar weer met het licht uit een schijnwerper, dat veel verder draagt, dan het kale peertje in de losse fitting. Dat betekent dat er ook achterin de kerk genoeg geluid “overblijft” om het daar verstaanbaar te laten zijn. Nu is het niet zo erg eenvoudig om luidsprekerboxen te maken die als een schijnwerper hun geluid afstralen, maar het kan wel. Wat al die boxen die daarin slagen gemeen hebben, is dat ze lang zijn, omdat er een hele serie luidsprekertjes boven elkaar is geplaatst. 9aVaak wel 8 of 10. Daardoor wordt namelijk het geluid in het verticale vlak sterk gebundeld. Er komt dan a.h.w. een dikke horizontale plak geluid uit. Om het geluid ook in het horizontale vlak te bundelen zijn meer kunstgrepen nodig, maar het voert te ver, om daar in dit artikel op in te gaan. Als we dit type luidsprekerzuilen toepassen, zijn het er vaak twee links en rechts voorin de kerk of een aantal in een cluster boven de altaartafel of preekstoel. In beide gevallen zijn we dan de galmeffecten grotendeels kwijt, want er zijn geen speakers meer die looptijdtijdverschillen veroorzaken. En ook de reflecties zijn -zeker in een gevulde kerk- aanzienlijk verminderd., doordat niet naar wanden en plafond wordt afgestraald. Nu kan het zijn in de praktijk blijkt, dat het geluidsniveau plaatselijk nog wat opgekrikt moet worden, om aan de derde voorwaarde voor een goede spraakverstaanbaarheid te voldoen. Die is namelijk: een voldoende groot verschil tussen het niveau van het gesproken woord en de omgevingsgeluiden. Dat betekent dat er dan toch steunluidsprekers nodig zijn verderop in de kerk. Maar wat er dan wel moet gebeuren, is dat het geluid van die luidsprekers wordt vertraagd en wel zoveel, dat het precies gelijk met dat van de frontluidsprekers aankomt. Wie dit wel eens heeft gehoord, weet dit vertragen een verbluffend effect op de verstaanbaarheid heeft. Door met die vertraging nog een beetje te spelen en het geluidsniveau van de steunluidsprekers niet al te hoog te zetten, kan bovendien ook nog de indruk worden gewekt, dat het geluid van voren komt en niet uit de steunluidsprekers. Eigenlijk merk je dan niet eens dat die steunspeakers er zijn. Een aantal dingen die ik eerder over de luidsprekers heb verteld, zijn als uitgangspunt ook van toepassing op een microfoon. Dat is ook wel logisch, als je beseft dat beide hetzelfde werkingsprincipe hebben. Alleen waar de luidspreker elektrische stroompjes omzet in luchttrillingen, doet de microfoon dat precies andersom: de microfoon ”vertaalt” trillingen van de lucht in elektrische stroompjes.

De centrale vraag is natuurlijk: wat is een goede microfoon? Als die vraag met één antwoord te antwoorden zou zijn, dan hadden we natuurlijk niet zo’n groot aanbod van microfoons! De vraag moet dan ook specifieker worden gemaakt, allereerst door het toevoegen van het woordje “voor”, dus “wat is een goede microfoon voor …. “. En op de puntjes komt dan in ons geval: “ … het gebruik voor spraak” Eigenlijk is het net als met het kopen van een auto; ook dan kan je niet volstaan met één merk en type. Wat een goede auto is, hangt af van waarvoor je hem nodig hebt, welke eisen je stelt aan het gebruik en last but not least: welk budget je ervoor hebt. Maar natuurlijk zijn er wel een aantal eigenschappen op te noemen, die een goede auto kenmerken: betrouwbaarheid, veiligheid, eenvoudig in gebruik en een goede kwaliteit/prijs verhouding. Bij een microfoon is dat niet veel anders, maar de kenmerken zijn natuurlijk wel verschillend van die van een auto. Het belangrijkste kenmerk van een microfoon is zijn vermogen om de verschillende frequenties gelijkmatig weer te geven. En dat is niet het zelfde als alle frequenties in gelijke mate weergeven! Waar het hier om gaat is, dat er in de frequentieweergavekarakteristiek geen pieken en dalen zitten, maar dat het een mooie vloeiende lijn is. Of die lineaalrecht is tussen 20 en 20 000 Hz is voor spraakweergave van minder belang. Sterker nog: net als bij de luidsprekers, is het frequentiegebied dat voor de verstaanbaarheid van belang is maar beperkt van omvang. Denkt u maar weer even aan de telefoon (met het spreekwoordelijke telefoongeluid): niet erg mooi om te horen, maar wel heel goed te verstaan. Nu is het voor de meeste microfoons geen enkel probleem om frequenties tussen pakweg 100 en 12000 Hz weer te geven. Dat is aan de hoge kant al één en aan de lage kant zelfs meer dan twee octaven meer dan we voor een goede spraakverstaanbaarheid nodig hebben! De omvang van het weer te geven frequentiespectrum is dus eigenlijk nooit een beperking. Dat van die gelijkmatige weergave is veel meer een probleem. Maar hoe microfoons in dat opzicht presteren blijkt eigenlijk nooit uit al die mooie folders waarin de microfoon staan afgebeeld. Daarin wordt altijd ingespeeld op het gangbare gevoel, dat juist de breedte van het weer te geven frequentiespectrum het hoogste goed is. Dus wordt er kwistig gestrooid met “van … tot … Hz” getallen. Overigens meestal zonder dat daar de niveaugrenzen bij aangegeven staan (in de praktijk meestal -10 dB t.o.v. 1000Hz). En als er al een plaatje bijzit van een frequentieweergavekarakteristiek, dan is die altijd zodanig “bewerkt”, dat de pieken en dalen sterk zijn afgevlakt (de goede hier niet te na gesproken)! Wie wel eens een echte plot heeft gezien van zo’n karakteristiek (bij meetmicrofoons zitten die erbij, bijvoorbeeld) weet dat de werkelijkheid er heel wat grilliger uitziet dan die mooie plaatjes! En dan hebben we het over de hele goede microfoons (zie bijvoorbeeld de plot van de AKG C12)  C12_VR-2Als u nu het gevoel heeft, dat u met deze informatie nog niet zo erg veel verder komt bij uw keuze, dan heeft u daar eigenlijk wel gelijk in. Althans in die zin, dat papieren specificaties u in dit opzicht niet veel verder helpen. Kennis van de producten op de markt en vooral ervaring zijn in dit opzicht belangrijkere raadgevers dan specificaties en brochures. Toch is er nog wel wat houvast te bieden bij het maken van de juiste keuze en wel door het zoekgebied nog aanzienlijk te verkleinen. Dat heeft dan (zoals hierboven al vermeld) vooral te maken met de toepassing van de microfoon. Veel microfoons zijn namelijk geoptimaliseerd voor het doel waarvoor ze worden toegepast. Het bekendste voorbeeld daarvan is de zgn. zang- of vocalistenmicrofoon. Dit type microfoon wordt veelal in de hand genomen en altijd heel dichtbij de mond gebruikt. Veel mensen vinden het aangenaam als zangstemmen een warme klank hebben, maar ze moeten ook een zekere een zekere “aanwezigheid” of “presence” hebben om de zang goed van de overige klanken te onderscheiden. Om die reden heeft de zangmicrofoon een bultje in de weergave van de middentonen van zo’n 5 dB (zie de figuur van de SM58)D190e-vs-SM58 Het bekendste voorbeeld op dit gebied is de Shure SM58, als sinds jaar en dag hét werkpaard op de bühne. Maar niet in de eerste plaats omdat het zo’n geweldig klinkende microfoon is! Er zijn langzamerhand veel betere. Hij is echter bij veel technici goed bekend dus die weten precies hoe ze hem moeten inregelen om een goede klank te krijgen. Verder is hij mechanisch erg robuust (dus hij gaat niet snel kapot) en is hij tamelijk ongevoelig voor hand- en contact-geluiden. Beide niet onbelangrijk voor een zangmicrofoon op het podium.

Er is waarschijnlijk geen microfoon die –in ieder geval qua vormgeving- zoveel gekopieerd is als de SM58. De karakteristieke bol (die niets anders is dan een stevige beschermingskorf met een ingebouwde plofkap) en de conische schacht zijn heel karakteristiek door talloze microfoons nagemaakt. Deze microfoon heeft nog een ander kenmerk, dat hem geschikt maakt voor gebruik op het podium en dat is zijn richtinggevoeligheid. De microfoon is voor geluiden recht van voren veel gevoeliger, dan voor geluiden van achteren (een factor 4 tot 10). Dat is van groot belang, omdat recht voor de artiest meestal een zogenaamde monitor luispreker op de grond ligt, waardoor hij zijn eigen stem kan horen. Rondzingen ligt hier dus heel dicht op de loer. Uit het bijgevoegde diagram van een zgn. cardioide richtingkarakteristiek ziet u echter ook, dat de demping van opzij al een heel stuk geringer is. Dat is nog hooguit een factor 2 (6 dB). Die richtinggevoeligheid is helaas echter ook in hoge mate verantwoordelijk voor de grilligheid in de weergavekarakteristiek van dit type microfoons. Van “nature” zijn microfoons namelijk rondom gevoelig, dat wil zeggen dat ze het geluid uit alle richtingen even sterk weergeven. Om ze richtinggevoelig te maken moeten de trillingen die niet recht van voren komen worden verzwakt en dat gebeurt door mechanische voorzieningen als gaten en sleuven in het microfoonhuis aan te brengen. Dat is echter een gecompliceerde opgave en lukt nooit voor alle frequenties even goed. U begrijpt dat zoiets kostenverhogend werkt en dat verklaart een deel van het prijsverschil tussen goedkope en dure microfoons. Dat richtinggevoelig maken heeft nog een effect: lage tonen worden van heel dichtbij veel sterker weergegeven dan de rest. Van dit zogenaamde “proximity effect” maken zangers graag gebruik, omdat dit de nodige warmte (= sterkere laagweergave) aan hun stem geeft. U begrijpt, dat we daar uit een oogpunt van spraakverstaanbaarheid nu net niet op zitten te wachten!

Betekent dat nu dat een zangmicrofoon in de kerk niet te gebruiken is? Nee, dat betekent het niet, maar je moet wel rekening houden met zijn eigenschappen en beperkingen. Laten we daartoe nog eens kijken naar de drie zaken die ik in het begin van het artikel noemde.
Op punt 2: nagalm en reflecties, heeft u met de microfoonkeuze weinig invloed, maar op de andere twee: geluidsniveau en frequentieweergave, des te meer. Het maximale geluidsniveau dat u in de (kerk)zaal kunt bereiken wordt in hoge mate bepaald door rondzingen. Dat betekent dat de kwaliteit van de microfoon zodanig moet zijn, dat de eventuele onregelmatigheden in de karakteristiek niet tot snel rondzingen zullen leiden en dus beperkt moeten zijn Met een microfoon van een paar tientjes zal dat niet eenvoudig lukken! Verder moet de microfoon zijn afgeregeld op de afstand waarop hij wordt besproken, om de juiste balans tussen hoge-, lage en middentonenweergave te bereiken. Als dat met een toonregeling per kanaal mogelijk is (bijvoorbeeld via een mengpaneel), dan is ook een vocalistenmicrofoon goed te gebruiken. Maar neem hem dan niet van het statief om hem in de hand van dichtbij te bespreken, want dan is je zorgvuldig ingeregelde klank weer naar de maan!! Daar moet je dus een andere microfoon voor nemen, die afgeregeld is op die korte spreekafstand! Bij veel gangbare mengversterkers is het echter helemaal niet mogelijk om per kanaal de toonregeling in te stellen. Hierbij is men er gemakshalve vanuit gegaan dat er allemaal dezelfde microfoons zullen worden gebruikt, zodat er alleen maar een toonregeling op het master-signaal nodig is. In dat geval is het beter om een microfoon te gebruiken die specifiek voor spraakdoeleinden is ontworpen. Dan is er bij de weergave namelijk al rekening mee gehouden die op een afstand van ca. 30cm wordt besproken en dat de frequenties die belangrijk zijn voor de verstaanbaarheid wat worden versterkt en/of de rest verzwakt. Bovendien wordt het tophoog dikwijls wat afgesneden om hoogfrequent genereren tegen te gaan.

Het gebruik van specifieke spraakmicrofoons heeft ook nog andere voordelen. Maar voordat dit u duidelijk wordt, moet ik eerst nog iets vertellen over het werkingsprincipe van een microfoon. Het omzetten van luchttrillingen naar elektrische trillingen kan op een paar manieren, waarvan de belangrijkste zijn: een bewegende spoel in een magnetisch veld (zo werkt ook de fietsdynamo) of een trillend membraan, als één van de platen van een condensator. Het eerste principe wordt (werd?) het allermeeste gebruikt en is bijna standaard in alle zangmicrofoons. We spreken dan over “dynamische microfoons”. Het tweede principe wordt bijna zonder uitzondering gebruikt in alle studiomicrofoons. Behalve het kwaliteitsaspect heeft het gebruik van condensatormicrofoons (want zo noemen we die) nog een paar belangrijke voordelen, die juist voor de toepassing in de kerk erg interessant zijn. Ten eerste zijn ze veel ongevoeliger voor hand- en contactgeluiden Waar de gangbare dynamische microfoons nogal eens last hadden van loopgeluiden of gestommel met de bijbel op de tafel (de zeer goeden opnieuw niet te na gesproken) heeft de condensatormicrofoon daarvan nauwelijks last. Het zelfde geldt voor het in de hand nemen van de zogenaamde “loopmicrofoon”: u zult veel minder gestommel horen. Ten tweede zijn condensator microfoons niet gevoelig voor magnetische stoorvelden, terwijl hun dynamische broeders dat wel zijn. Dat kan u vooral parten spelen, als u met de microfoon binnen het bereik van het ringleidingveld komt. Dan kan gemakkelijk rondzingen ontstaan, al dan niet hoorbaar, maar in het laatste geval kan uw ringleidingversterker ongemerkt de geest geven!

Door de ontwikkelingen in de techniek zijn condensatormicrofoons –in tegenstelling tot vroeger- niet zo duur meer en … zijn ze heel klein te maken. Dat is wederom voor kerkgebruik erg interessant, omdat uiteindelijk ook het esthetische aspect dikwijls een belangrijke rol speelt. Op dit moment is het daardoor mogelijk een mooie slanke microfoon op een zwanenhals te maken, geoptimaliseerd voor spraak, die in alle opzichten zal voldoen en nog erg onopvallend is bovendien. Een nadeel is hooguit dat deze microfoons een externe voedingsspanning nodig hebben, maar steeds meer versterkers bieden die mogelijkheid al.

Samenvattend: De microfoon speelt een vitale rol bij de spraakverstaanbaarheid en de maximaal bereikbare luidheid. Voor spraaktoepassingen goed bruikbare microfoons kenmerken zich door: een voor dit doel geoptimaliseerde frequentieweergave en een hoge ongevoeligheid voor rondzingen. Beiden zijn zowel met specifiek spraakmicrofoons als met “multi-purpose” microfoon te bereiken, maar in het laatste geval moet men wel over meer externe regelmogelijkheden beschikken (3-band toonregeling en/of parametrische toonregeling). In veel gevallen zal bij vernieuwing van de microfoons de keuze vallen op een condensatormicrofoon, vanwege de kenmerkende ongevoeligheid voor contactgeluid, magnetische instraling en de bescheiden afmetingen. De prijzen zijn bovendien tegenwoordig alleszins redelijk.

Tenslotte: Ik noemde in het begin, dat vooral het toepassingsgebied bepalend is voor wat een goede microfoon is. Fit-for-purpose noemen de Engelsen dat. In de rest van het verhaal ben ik verder ingegaan op het toepassingsgebied “spraak”. Dat betekent dat voor andere toepassingen, of dat nu muziekweergave, geluidsopnamen of detectie-doeleinden zijn, weer andere criteria gelden en dus ook weer andere keuzes gemaakt zullen worden. In het stuk kwam al de zangmicrofoon van Shure aan bod, voor toepassingen op het podium, maar bij studio-opnamen van stemmen zult u dat soort microfoons niet tegen komen. Daarvoor gelden namelijk weer andere eisen.

Wij van de LOK zijn bij uitstek in staat u te helpen bij het formuleren van de eisen en criteria, waaraan uw technische voorzieningen moeten voldoen. Maar wij zullen u nooit adviseren altijd product X of apparaat Y te kopen. Er zijn namelijk altijd verschillende wegen die naar Rome leiden en die keuze is aan u. Maar als u naar Rome wilt, dan is het wel belangrijk dat u niet in Londen komt! En dan is het wel handig als er een organisatie is die u in ieder geval de goede richting wijst.